Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Jonathan nu zeide tot den jongen, die zijn wapenen droeg: Kom, en laat ons tot de bezetting [12]dezer onbesnedenen overgaan; [13]misschien zal de HEERE [14]voor ons werken; want bij den HEERE is geen verhindering, om te verlossen door velen of [15]door weinigen. 12. Alsof hij zeggen wilde: Deze Filistijnen zijn vreemd van Gods verbond, en derhalve hatelijk voor zijn ogen, maar wij zijn besneden en dragen het teken en het verbond Gods aan onze lichamen. 13. Aldus spreekt Jonathan, omdat hij geen belofte der victorie van God had. 14. Of, [wat] voor ons doen. 15. Zie hiervan een exempel Richt.7:7; 2 Kron.14:. Zie ook Joz.14:12.